Skip to main content.

Anti- wetten zijn een gevaar voor de democratie

Ik beloofde u enige tijd geleden een stukje over de gelijkenissen tussen de antiterrorismewet en de antiracismewet, afgezien van de eerste 4 letters natuurlijk. Hier komt het.

Nu beide wetten tot hun eerste toepassing -en veroordeling- hebben geleid is het moment om even stil te staan bij de gelijkenissen.

Vooreerst houden beide wetten een beperking in van een grondrecht. Voor de antiracismewet is dat de vrijheid van meningsuiting, voor de antiterrorismewet vooral de vrijheid van vereniging.


De beperking die in de antiracismewet aan de vrijheid van meningsuiting is gesteld, is de volgende:
U bent vrij om waar en wanneer u wil uw mening te uiten, en voor een groot deel dan nog onder de vorm die u zelf verkiest. Maar als u in het het uiten van uw mening systematisch bepaalde bevolkingsgroepen zwart maakt met de bedoeling bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten, heeft de wetgever geoordeeld dat dit een gevaar vormt voor het democratisch functioneren van de samenleving.


De beperking die de antiterrorrismewet stelt aan de vrijheid van vereniging is de volgende:

U mag vrij en zonder welke vereiste dan ook een vereniging oprichten met gelijk wel doel van postzegels verzamelen over vliegtuigen spotten naar politieke actie. Maar als die vereniging als doel heeft in haar ideologie of in haar concrete agenda om aanslagen te plegen, dan stopt uw vrijheid van vereniging. Dat heeft de wetgever in verschillende landen zo beslist , naar aanleiding van de aanslagen van 11/09/2001.


Beide wetten zitten ook op het randje van het legaliteitsprincipe. Ik verklaar me nader.

Het klassieke strafrecht bepaalt straffen voor materiële handelingen. U mag niemand doodslaan (ook al bekruipt u soms de lust), u mag niet pakken wat niet van u is, U mag geen geld namaken, enfin u zegt het maar.
Soms is één van de constitutieve elementen een wilselement. Als u goederen koopt die eerder gestolen zijn van bij de rechtmatige eigenaar maakt u zich schuldig aan heling, tenminste als de rechter bewezen acht dat u wist of redelijkerwijze kon weten dat de goederen afkomstig waren van een diefstal.

Maar zowel de antiterrorrismewet als de antiracismewet gaan daar ver over.

De antiracismewet bestraft u als u met uw meningsuitingen de bedoeling hebt om bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten - zelfs al heeft het er alle schijn van dat uw inspanningen boter aan de galg zijn en iedereen vreedzaam samenleeft.
De antiterrorismewet bestraft u als u lid bent van een organisatie die de bedoeling heeft om aanslagen te plegen (de aanlagen moeten nog niet gepleegd zijn) zelfs al weet u van die bedoeling zelfs niets af.

Beide bewijzen kunnen slechts geleverd worden met "circumstantial evidence", waardoor handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn en zelfs grondwettelijk en verdragsrechtelijk beschermd (het lid zijn van een organisatie of het uiten van een mening) plotseling wel strafbaar worden.

Beide wetten zie ik daarom als middelen die een democratie willen beschermen maar - verkeerd toegepast - even goed kunnen vernietigen. Net zoals de zaken die door deze wetten bestreden worden trouwens.

Een moeilijke evenwichtsoefening, democratie. ^ TOP

01-03-06 - 22:38:05 - - item printen - item mailen

Share/Save/Bookmark -

Comments

Reageer
Dit bericht is gesloten. Hierdoor zijn reacties of stemmen niet langer mogelijk.