In 1822 was de wetgever goed geïnspireerd bij het ontwerpen van een weeldebelasting, die als aanvulling en correctie op de grond- en bedrijfsbelasting werd gezien. De grondslagen waren goed gekozen. In principe waren ze tevens vrij eenvoudig te controleren, zonder dat de burger al te veel werd lastig gevallen. Zowat 90% van de opbrengst verwees naar de kwaliteit van de huisvesting en wie niet in een `fatsoenlijk' huis woonde, werd door de fiscus zelfs van de rol geweerd.
[Lees verder ..]